In de wetenschap is er een groot verschil tussen een denkfout – waar de wetenschapper gewoon een vergissing in zijn redenering heeft gemaakt – of een drogreden – waar men op de hoogte is van de echte feiten maar deze opzettelijk verkeerd voorstelt.
Het document van de KAG bevat zowel denkfouten als drogredenen. In sommige gevallen is het rapport echter gewoon verouderd, omdat recenter onderzoek – dus van na de publicatie van het KAG-rapport – de conclusies tegenspreken.
Onderzoek gedaan door TM-onderzoekers
Het rapport van de commissie trekt de validiteit van het TM-onderzoek in twijfel omdat : “het merendeel van de studies rond TM zijn van de hand van personen die werken aan instituten die opgericht zijn door de TM-beweging en op haar loonlijst staan (bijv. Maharishi University, Iowa) of die TM-beoefenaar zijn.” Dit zou leiden tot een gevaar voor vooringenomenheid van de onderzoeker (het Pygmalion-effect), wat mogelijk het resultaat kan beïnvloeden.
Een meer gedetailleerd onderzoek toont aan dat van de 508 onderzoeken die gepubliceerd waren in de eerste vijf volumes van de Collected Papers er 53 van de Maharishi University waren en 24 van andere faciliteiten die tot de TM-beweging behoren. Dus lang niet het “merendeel” zoals het hier voorgesteld wordt. Dit is dus een opzettelijk verkeerde voorstelling van de feiten.
Het klopt wel dat een aantal van de onderzoekers zelf TM beoefenen, maar dat wil niet noodzakelijk zeggen dat daarom het resultaat beïnvloed wordt. Een onderzoeker kiest zijn gebied van onderzoek gebaseerd op zijn persoonlijke interesse. Dus als hij persoonlijk de TM-techniek beoefent en er voordelen van ondervindt, dan klinkt het logisch dat hij dit vanuit zijn persoonlijke interesse verder wilt onderzoeken en kijken of de effecten algemeen aantoonbaar zijn. De mogelijkheid tot vooringenomenheid bestaat dan inderdaad. Maar er zijn enkele duidelijke trends merkbaar in grotere analyses van TM-onderzoek die een zeer duidelijke aanwijzing geven dat deze vooringenomenheid de resultaten rond TM niet kan verklaren :
A) Peer reviewing en post reviewing process
De bedoeling van het ‘peer reviewing process’ is dat dit wél onafhankelijk gebeurd. Als een onafhankelijke onderzoeker zou merken dat er een mogelijkheid tot beïnvloeding van het resultaat bestaat door vooringenomenheid, dan zou hij tegen publicatie oordelen. Honderden TMonderzoeken met een positief effect hebben dit proces van peer reviewing doorstaan en zijn goedgekeurd voor publicatie. Bovendien bestaat er in de wetenschap een mechanisme om te antwoorden op publicaties. Als andere onderzoekers een vermoeden hebben dat de resultaten verkregen zijn door vooringenomenheid in plaats van een effect per se, dan kunnen zij hun kritiek uiten in hetzelfde tijdschrift dat de originele publicatie gedaan heeft. De KAG kan geen zulke kritieken voorleggen (wat zou gelden als effectief bewijsmateriaal van vooringenomenheid) en kan het alleen maar bij loze beschuldigingen houden. Dit is puur misleiden en angst aanjagen, zonder effectieve feiten te vinden waarop men een terechte beschuldiging kan baseren. Wij willen de aandacht erop trekken dat bij de enige wetenschappelijke bron die de KAG hanteert in haar rapport (Ospina) er wel zeer veel kritiek gepubliceerd was.
B) TM-studies van een hogere kwaliteit blijken betere resultaten te geven.
Als de resultaten zouden beïnvloed zijn door een zeker vooroordeel van de onderzoekers, en deze zouden geprobeerd hebben om het resultaat beter voor te stellen dan het echt is, dan zouden studies van een hogere kwaliteit (waar de onderzoeker minder mogelijkheden heeft om het resultaat te beïnvloeden, bijvoorbeeld “single blind” studies waar de onderzoeker niet weet wie bij de TM- of wie bij de controlegroep behoort) een minder goed resultaat moeten tonen.
Bij TM-studies bleek het omgekeerde waar te zijn:
De meta-analyse rond 19 TM-studies op tabaks-, alcohol,- en drugsverslavingen, met in totaal meer dan 4500 proefpersonen, toonde dat de 14 studies van een hogere kwaliteit (“longitudonal” en “experimental”) betere resultaten hadden (effectgroottes van .55 voor alcohol; .97 voor tabak; en .91 voor drugs) dan de vijf studies van een lagere kwaliteit (“cross-sectional” en “restrospective”; effectgroottes van .54, .79, en .64) (Ref. Alcoholism Treatment Quarterly 11: 13–87, 1994).
Een meta-analyse bekeek alle gepubliceerde gerandomiseerde, gecontroleerde klinische studies naar de effecten van het Transcendente Meditatie programma op de bloeddruk, bestaande uit negen studies met 711 proefpersonen. Onder de drie studies met de hoogste onderzoeksstandaarden was het effect groter (6.5 mm Hg daling) dan bij de zes studies van een lagere standaard (4.5 mm Hg daling) (Ref. American Journal of Hypertension, 21: 310–316, 2008).
C) Onderzoekers met een neutrale of negatieve houding tegenover de TM-organisatie hadden een beter resultaat dan onderzoekers die gelinkt zijn aan de TM-organisatie.
Dit bleek uit een Stanford University meta-analyse van 35 TM-studies op angst. Onderzoekers met neutrale of eerder negatieve houding hadden een gemiddelde effectgrootte van .89 tegenover een effectgrootte van .72 tot .77 voor onderzoekers die een affiliatie met de TM-organisatie hebben, (bijvoorbeeld onderzoekers van Maharishi Universiteiten). Ook was er geen verschil in kwaliteit tussen gepubliceerde en niet-gepubliceerde studies. De gemiddelde effectgrootte van alle 35 studies was twee keer zo groot als een placebo effect, en twee keer zo groot als het effect van andere meditatietechnieken (Ref.Journal of Clinical Psychology, 45: 957–974, 1989)
D) Het effect werd groter naargelang men de techniek langer beoefende.
Bij placebo effecten of situaties waar een bevooroordeelde onderzoeker het effect zou kunnen beïnvloeden, neemt het effect altijd af op langere termijn, wanneer er geen interactie met de onderzoeker meer voorkomt. Bij TM-beoefening blijkt het omgekeerde te gebeuren: het effect wordt groter naargelang men de techniek langer beoefent. Dit bleek uit de meta-analyses van 35 TM-studies rond angst, 19 TM-studies rond verslavingen en 19 TM-studies rond zelf-actualisatie (Ref.Journal of Clinical Psychology 45: 957–974, 1989, Journal of Social Behavior and Personality 6: 189–248, 1991, Alcoholism Treatment Quarterly 11: 13–87, 1994).
E) Regelmatige TM-beoefenaars hebben een beter effect dan onregelmatige beoefenaars.
Dit toont duidelijk aan dat het effect wel degelijk te wijten is aan TM-beoefening, en niet tengevolge van een bevooroordeling van de onderzoekers.
Bij de meta-analyse rond verslaving was het effect bij regelmatige beoefenaars 25% groter dan bij de onregelmatige beoefenaars (Ref.Alcoholism Treatment Quarterly 11: 13–87, 1994).
Bij een negen jaar durende studie rond hartpatiënten in samenwerking met het National Institute of Health was het effect zelfs meer dan 40% groter (43% minder gevallen van hartaanval, beroerte, of sterfte bij alle TM-beoefenaars, 61% minder gevallen bij regelmatige beoefenaars) (Ref. Circulation 120: S461 (Abstract), 2009).
Opmerking: De meta-analyses rond bloeddruk, verslavingen en zelf-actualisatie waarnaar hier verwezen wordt, zijn gepubliceerd door onderzoekers die gelinkt zijn aan de TM-organisatie. Dit zijn echter geen onderzoeken waar vooringenomenheid het resultaat zou kunnen beïnvloeden, omdat het gewoon wiskundige berekeningen van gemiddelde effectgroottes van eerdere (gepubliceerde) studies zijn. Het zijn dus volledig objectieve en transparante wiskundige formules, die iedereen kan verifiëren. Al deze studies hebben het peer reviewing proces doorstaan en zijn gepubliceerd. De vermelde bloeddrukanalyse werd uitgevoerd in samenwerking met het National Institute of Health, en ook door hen gepubliceerd. De meta-analyse rond ‘angst’ werd uitgevoerd aan Stanford University.
3. Geen bewijs van superioriteit van de TM-techniek.
In het rapport van de commissie staat: “Thans is er geen enkel afdoend bewijs voorhanden voor de superioriteit van de TM ten aanzien van andere vormen van meditatie. Er bestaat evenmin theoretische bewijsvoering voor de superioriteit van deze meditatietechniek. De beweringen van de TM-beweging omtrent de wetenschappelijk bewezen superioriteit van haar meditatietechniek zijn dus volkomen onterecht.”
Al de bovenstaande analyses tonen aan dat er wel degelijk meer dan voldoende bewijs is dat de TM-techniek een superieur effect geeft. De National Institute of Health meta-analyse rond bloeddruk toonde aan dat de TM-techniek een groter effect had dan andere technieken (TM was de enige techniek waarmee men een significant effect kon aantonen). Deze analyse werd bevestigd door de recente richtlijnen van de American Heart Association, een volledig onafhankelijke organisatie die een zeer belangrijke rol speelt in de richtlijnen naar wat dokters mogen voorschrijven :
“The [AHA] writing group conferred to TM a Class IIB, Level of Evidence B recommendation in regard to BP-lowering efficacy. TM may be considered in clinical practice to lower BP. Because of many negative studies or mixed results and a paucity of available trials, all other meditation techniques (including Mindfulness Based Stress Reduction) received a Class III, no benefit, Level of Evidence C recommendation Thus, other meditation techniques are not recommended in clinical practice to lower BP at this time.”
Bij de meta-analyse rond angst was het gemiddeld effect van 35 TM-onderzoeken tweemaal zo groot als de gemiddelde effecten van eender welke andere meditatietechniek die ooit onderzocht was. Bij de zelf-actualisatie meta-analyse was het gemiddeld effect drie tot vier keer zo groot. Bij de verslaving meta-analyse was het effect van TM twee tot vijf keer zo groot als andere methodes die onderzocht waren.
De angst en zelfactualisatie meta-analyses zijn van zeer groot belang om een objectief oordeel te vormen over het al dan niet schadelijk karakter van de TM-organisatie. Toegenomen angst is een typisch symptoom bij leden van schadelijke sektes. Bij TM-beoefenaars blijkt angst niet alleen te dalen, maar zelfs veel meer te dalen dan bij eender welke andere meditatie- of relaxatietechniek ooit onderzocht. Maar de analyse waaruit dit blijkt, uitgevoerd aan een volledig onafhankelijke instantie (Stanford University) en gepubliceerd in een bekend tijdschrift, wordt niet eens vermeld in het rapport van IACCSO.
Er is dus wel degelijk voldoende bewijs dat er een superioriteit is van de TM-techniek tegenover andere technieken.
4. Andere uitspraken uit het rapport van de Koninklijke commissie
A) “de groepering zich voorts wetenschappelijke werken van derden toe-eigent en de conclusies ervan verdraait om haar eigen hypothesen te bevestigen. Zo bijvoorbeeld plagieerde Chopra in “Ageless Body – Timeless Mind” de bijdrage van Robert Sapolsky van het werk ‘Behavioural Endocrinology”.
•Drogreden: secundum quid. Eén researcher heeft een fout gemaakt, daarom zijn alle TM researchers fout.
Uit deze uitspraak blijkt nog maar eens het slordig werk van deze commissie en de vooringenomenheid waarmee dit rapport geschreven is. Dit rapport was geschreven in 2009. De TM organisatie had reeds alle banden met Dr. Chopra gebroken in 1994. Deepak Chopra kan bovendien bezwaarlijk een onderzoeker genoemd worden met slechts één publicatie als co-auteur over TM in pubmed.
B) “de weergave van de resultaten van het onderzoek van Alexander et al. (1989) is zuiver fragmentarisch en vooringenomen, waarbij verzuimd wordt mee te delen dat een andere techniek dan de TM betere resultaten had opgeleverd.”
Hierbij wordt dus geïnsinueerd dat de TM-organisatie de resultaten eenzijdig zou voorstellen, maar uit een grondigere analyse van het onderzoek in kwestie blijkt een heel ander verhaal. De eerste paragraaf van het onderzoek van Alexander vermeldt wel degelijk dat Mindfulness betere resultaten had dan TM op één variabele (internal locus of control). Dit was ook enigszins te verwachten gezien dit is waar de aandacht hoofdzakelijk naartoe gaat bij Mindfulness. Dit was echter niet het doel van de studie. De studie was een experiment waar bejaarden verschillende meditatietechnieken aanleerden en waar dan opgevolgd werd hoe dit hun levensverwachtingen zou beïnvloeden. Na drie jaar was 100% van de TM-groep nog in leven, tegenover 87,5% bij mindfulness en 65 tot 67% bij de andere groepen. Een andere techniek had dus helemaal geen betere resultaten opgeleverd. De conclusie van de commissie blijkt dus zelf misleidend, fragmentarisch en vooringenomen te zijn.
C) “ten slotte toont een studie inzake functionele magnetische resonantie beeldvorming (fMRI) {OrmeJohnson DVV et al., Cognitive Neuroscience and Neuropsychology, 2006; 17:1359-63} aan dat de TM de activering van het pijnstelsel vermindert; toch laat een andere studie {Kakigi R. et al., Eur. J. Pain, 2005} over een andere vorm van meditatie gelijkaardige waarnemingen zien.”
De studie waarnaar gerefereerd wordt (Kakigi R. et al.) was een studie met één Yogameester, die een afname in activering van het pijnstelsel registreert tijdens de meditatie. De TM-studie onderzocht de afname in activering van het pijnstelsel buiten de meditatie bij 24 proefpersonen die vijf maanden twee keer twintig minuten per dag TM beoefenden.
Een argument dat de commissie gebruikt om TM te ontkrachten, bevestigt juist de effectiviteit van deze techniek in weze, gezien vijf maanden twintig minuten TM blijkbaar betere resultaten geeft dan een levenslange beoefening van een andere meditatietechniek.
Drogreden: Non sequitur: vergelijken van twee verschillende zaken
Kakigi: tijdens meditatie
Orme-Johnson: buiten de meditatie
5. Geen veranderingen tijdens TM-beoefening – afwezigheid van wetenschappelijke verklaring.
Het rapport van de commissie zegt : “Biologisch gezien lijkt er echter niets specifieks te zijn aan TM en kan aan deze techniek geen enkele biochemische, humorale of morfologische verandering worden toegeschreven.”
Het KAG advies zegt ook: “De TM-beweging geeft geen enkele plausibele wetenschappelijke verklaring – en geen enkel bewijs overigens – voor de veronderstelde weldadige effecten van de TM”.
Dit is een zeer merkwaardige conclusie gezien de meer dan 100 gepubliceerde onderzoeken die wel degelijk biochemische, humorale of morfologische veranderingen aantonen en een wetenschappelijke verklaring en bewijs geven voor de weldadige effecten van TM. Uit deze conclusie blijkt nog maar eens dat het rapport als bedoeling heeft om opzettelijk te misleiden.
Effecten die aangetoond werden :
– Uitzonderlijke diepe toestand van rust : een meta-analyse van 31 studies (Ref.DILLBECK MC, ORME-JOHNSON DW. Physiological differences between Transcendental Meditation and rest. American Psychologist 1987 42: 879-881) toonde een zeer diepe toestand van rust aan (gemeten door daling van ademhaling, hartslag, galvanische huidweerstand en het stresshormoon bloed lactaat). Deze daling was veel dieper dan wat men tijdens “eyes closed rest” of met andere relaxatiemethodes kan verkrijgen, in vele gevallen zelfs veel dieper dan de rust die men verkrijgt tijdens de slaap. Rust is het tegengif voor stress. Het lichaam gaat automatisch spanningen “ont-spannen” als het in een ontspannen toestand is. De diepe rust tijdens TM geeft het lichaam ook de kans om diepere spanningen te ontspannen. Stress wordt vandaag aanzien als de hoofdoorzaak – direct of indirect – van de meeste gezondheidsproblemen – lichamelijk zowel als mentaal – die er vandaag zijn. De diepe rust vormt dus een logische, plausibele wetenschappelijke verklaring voor veel van de weldadige effecten die er bij TM te vinden zijn.
– Significante daling van stresshormonen tijdens TM-beoefening, waaronder cortisol (Ref.JEVNING R, WILSON AF, DAVIDSON JM. Adrenocortical activity during meditation.Hormones and Behavior 1978 10 (1): 54-60 en bloed lactaat Ref.DILLBECK MC, ORME-JOHNSON DW. Physiological differences between Transcendental Meditation and rest. American Psychologist 1987 42: 879-881). Cortisol beïnvloedt insulineresistentie alsook overgewicht, een daling hiervan is een belangrijke verklaring voor de daling van diabetes-2 symptomen. Bloed lactaat is ondermeer gerelateerd aan hoge bloeddruk, dus een daling van bloed lactaat kan een verklaring vormen waarom TM de bloeddruk kan beïnvloeden.
– Significante toename van “gelukshormoon” serotonine tijdens TM-beoefening (Ref. BUJATTI M, RIEDERER P. Serotonin, noradrenaline, dopamine metabolites in the Transcendental Meditation technique. Journal of Neural Transmission 1976 39: 257-267): een te laag serotoninegehalte is gerelateerd aan migraines, depressies, angst, woede-uitbarstingen, slaapproblemen, Alzheimer, geheugenverlies en heel wat andere gezondheidsproblemen. Verhoging van serotonine tijdens TM-beoefening, alsook op lange termijn, vormt dus een plausibele wetenschappelijke verklaring voor vele van de weldadige effecten van TM.
– Significante toename van EEG-coherentie tijdens TM, en verhoging tijdens activiteit bij lange termijn TM-beoefening (Ref.Dillbeck MC, Bronson EC. Short-term longitudinal effects of the Transcendental Meditation technique on EEG power and coherence. International Journal of Neuroscience 1981 14:147-51, alsook 63 publicaties rond hersenonderzoek door Travis F. Zie http://www.drfredtravis.com/CV.html ): meer dan 40 gepubliceerde studies hebben een toename in EEG-coherentie opgemerkt tijdens TM-beoefening. EEG-coherentie is een wetenschappelijke methode om te meten hoezeer de hersenen coherent als één geheel werken, en is gerelateerd aan ondermeer intelligentie, creativiteit, emotionele stabiliteit, academische resultaten, reflextijd, en spontaan ethisch gedrag. ADHD is gerelateerd aan een uitzonderlijk lage EEG-coherentie.
– Significante toename van bloedstroom naar de hersenen tijdens TM-beoefening (Ref. Jevning R, Anand R, Biedebach M, Fernando G. Effects on regional cerebral blood flow of Transcendental Meditation. Physiology & Behavior 1996 59: 399-402 ). ADHD is ondermeer gekenmerkt door een abnormaal lage bloedstroom naar bepaalde gedeeltes van de hersenen.
Zowel in het lichaam als in de hersenen zijn er dus verschillende veranderingen gemeten die een plausibele wetenschappelijke verklaring bieden voor de weldadige effecten van TM.